Een halve met diabetes

Op 7 april was het eindelijk zover: de openingswedstrijd van het triatlonseizoen, Challenge Salou.

Ik had het seizoen vorig jaar afgesloten met een eerste halve triathlon en had een hele winter hard getraind om sterker aan de start te komen in Spanje. Het was ook mijn eerste buitenlandse wedstrijd, dus was ik al een goede week vooraf begonnen met inpakken.

Mijn tijdritfiets moest mee en ik had al veel horrorverhalen gehoord over compleet vernielde fietsen na een vlucht, dus ik nam mijn voorzorgen om mijn exemplaar zo goed mogelijk te beschermen.

Racehelm, wetsuit, triatlonpak, fietsschoenen, loopschoenen, racevoeding, voldoende insuline, het is altijd een hele checklist voor een triatlon, maar dan was het moment aangebroken om richting Zaventem te vertrekken.

Bij aankomst in Barcelona meteen de fiets controleren. Oef, geen schade! Eigenlijk ging dit vrij vlot, ondanks het vele gesleep met de fietszak op de luchthaven. Lijkt me in de toekomst een goed alternatief voor het huren van een fiets, zeker voor langere reizen. Waar je wel aan moet denken, is dat je geen CO2-capsules mag meenemen in een vliegtuig, dus die moet je vooraf verwijderen. Daarna huurauto ophalen, fiets erin proppen en naar ons hotel in Salou.

Eindelijk, hij past!

Daar was het een komen en gaan van internationale triatleten. Ze hadden een grote vergaderzaal omgebouwd tot een fietsstockageruimte. Je kreeg een vast nummer voor je fiets, en een medewerker keek er nauwgezet op toe dat je zeker de juiste fiets mee binnen en buiten nam. Ze waren duidelijk goed voorbereid.

We kwamen vrijdagnamiddag aan in Salou, en omdat ik zondag ook mijn eerste race in de zee zou moeten zwemmen, besloot ik om nog even snel een duik te nemen voor het donker om alvast wat te wennen. Er stond een strakke wind en de watertemperatuur was 13 graden, dus dat was wel even schrikken. De golven waren gigantisch, en ik merkte al gauw dat het meer overleven zou worden dan technisch zwemmen. Ik werd verschillende keren zijwaarts rondgedraaid door een golf die over mij sloeg, en op het einde van de training ging een andere golf er met mijn brilletje vandoor. Dat beloofde voor zondag…

Klaar voor een eerste frisse duik

De volgende ochtend stond er nog steeds veel wind, maar was de zon gelukkig ook van de partij. Ik begon de dag met een zeer koolhydraatrijk ontbijt. Ik moest die dag namelijk 700 (!) gram koolhydraten binnenkrijgen. Onlangs was ik bij de Bakala Academy in Leuven langsgeweest en hadden ze me aangeraden om het “carbloaden” eens te proberen, dus het werd een hele dag gedroogd fruit, wit brood, pasta en rijst eten.

Het weer was mooi en terwijl mijn vrouw en dochter de speeltuinen aan het strand onveilig maakten, prepareerde ik mijn fiets en ging ik een uurtje losrijden om te controleren of alles goed in elkaar zat. Het werd een korte mooie rit in het zonnetje langs de zee, en de fiets werkte perfect, maar ik hoopte stilletjes dat de wind de volgende dag toch wat zou minderen.

Daarna ging ik mijn racepakket afhalen op de triathlonexpo, naar de pasta party om nog wat meer koolhydraten te stouwen en dan de fiets inchecken voor de volgende dag.

De transitiezone was gigantisch, er stonden zeker 1200 racefietsen klaar voor de volgende dag. Je moest alle spullen die je nodig had voor het fietsen in een zak steken, en alle spullen voor het lopen in een tweede zak, die de dag vooraf moesten worden ingecheckt.

Even was er wat paniek. Ik dacht er plots aan dat mijn horloge waarop ik mijn suikerwaarden aflees niet tegen zout water kan! Ik zou het dus niet kunnen dragen tijdens het zwemmen in de zee en moest het in de transitiezone achterlaten. Het zou vroeg opstaan worden op zondag om het nog tijdig ingecheckt te krijgen en ik maakte me zorgen of ik wel snel genoeg een suikerwaarde zou te zien krijgen na het zwemmen, om te beslissen of ik al dan niet insuline moest inspuiten.

Alles erin passen is geen sinecure

Ik stak een insulinepen in elke transitiezak, en ook nog één in mijn raceriem. Ik haalde vooraf de plastic hulsjes van de pennaalden af. 100% hygiënisch is dat misschien niet, maar ik had op eerdere races geleerd hoe moeilijk het is om al lopend, laat staan al rijdend, insuline te zetten, en je wilt op zo’n moment echt niet zitten prullen met je pen.

Na alle voorbereidingen ging ik nog naar de briefing voor de volgende dag. De golven zouden hoog zijn, werd er gewaarschuwd, dus daar kon ik me mentaal al op voorbereiden. Na een grote baguette als avondmaal en een korte wandeling in de stad met het gezin, zette ik de wekker om 5u en kroop ik mijn bed in voor een korte nacht.

Op de raceochtend werd er ontbijt aangeboden in het hotel vanaf 6u. Ik had mijn eigen havermout van thuis meegenomen, en deed er gewoon wat melk en yoghurt bij, want in Spanje serveren ze alleen zeer gesuikerde ontbijtgranen en ik wilde liever niet experimenteren op zo’n belangrijke dag. Aan het ontbijt zaten op dat uur alleen zenuwachtige triatleten, en een enkele gepensioneerde die blij was dat hij eens wat vroeger mocht komen eten blijkbaar. Ik werkte mijn ontbijt snel af, nam nog een banaan mee, just in case, en ging me klaarmaken om te vertrekken naar de start.

Het was nog donker toen ik buitenkwam, en met 8 graden zeker niet warm in mijn triatlonoutfit. Tijdens de 1,5 km joggen naar de start, begon de pijl van mijn suiker scherp te dalen, en bij aankomst at ik meteen de banaan op die ik had meegenomen om de daling af te remmen. Ik besloot om tot het laatste moment mijn horloge bij te houden zodat ik mijn suiker kon blijven volgen. Nog 10 druivensuikers later keerde de pijl net op tijd voor de sluiting van de transitiezone, kon ik mijn horloge opbergen en mijn wetsuit aantrekken, en naar het strand gaan om de eerste atleten te zien starten.

Er stond een felle wind en de golven waren hoog. Het zwemparcours was een rechthoek, waarbij je eerst een paar honderd meter tegen de golven in moest zwemmen naar de eerste boei, en dan moest afslaan om tot slot weer terug naar de kust te ploeteren. De profs vertrokken eerst. Ze liepen als gekken richting de open zee en ik zag hoe de hele groep op de knieën ging bij elke golfinslag. Misschien was het de slaperigheid of net de adrenaline, maar ik leek me nog niet goed te realiseren dat mij zo meteen hetzelfde lot te wachten stond.

Toen was het aan onze groep om zich op te stellen voor de start. Mijn startgroep was de grootste, met ongeveer 600 atleten. Ik vroeg aan iemand die naast me stond of hij mijn wetsuit wilde dichtmaken achteraan, want ik besefte net dat ik dat was vergeten. Ik probeerde niet te veel na te denken en mijn verstand op nul te zetten.

Plots weerklonk het startschot en kwam de meute in beweging. Wat volgde, noemt men in triatlontermen een “wasmachine”. 600 mannen die op de golven afstormen en vervolgens allemaal zo snel mogelijk rond de eerste boei proberen te geraken. Een trek, een duw, een stamp een slok zeewater, het hoort er allemaal bij. Ik zat vrij ingesloten, maar liet het niet aan mijn hart komen. Beter energie sparen in het begin dan nu al mijn kruit verbranden.

De “wasmachine”

Door de hoge golven, zag ik de boei niet goed, dus ik volgde gewoon de groep. Dat ging goed tot we na 1000 meter de derde boei voorbij waren en aan de terugweg begonnen. De zon was intussen helemaal opgekomen en scheen recht in onze ogen op het water. De hele groep was verblind, en ik raakte gedesoriënteerd, dus ik bleef de benen van de zwemmers voor mij volgen. Na een tijdje merkte ik echter dat de groep van 20-30 zwemmers waarin ik zat de verkeerde boei aan het volgen was, en moest ik omkeren. Het werd een chaotische soep, maar na wat rondzwemmen vond ik toch de kust en raakte ik aan land. Achteraf zag ik dat ik 300 meter te veel had gezwommen.

In de transitiezone deed ik mijn Dexcom-horloge aan en gelukkig verscheen na 2 minuten al een eerste suikerwaarde. 75, geen insuline zetten dus. Ik at snel een energiereep die ik had klaargelegd, deed mijn fietsschoenen en helm aan en liep naar mijn fiets.

Fietsen is mijn beste discipline en de benen zaten goed. Ik haalde een hoog tempo zonder mijn hartslagen te hoog te duwen en begon snel andere atleten in te halen. Mijn suikerwaarde bleef nog verder dalen tot 60, en ik nam na 7 km een eerste gel en een 8-tal dextrotabletten. De rit was heuvelachtig, met een totaal van 600 hoogtemeters op 90km. Na 15km was er een eerste aid station en nam ik een halve energiereep aan. Verder volgde ik mijn voedingsschema van één  gel om de 40 minuten. Mijn suikerwaarden stegen daarna gestaag.

Ik voelde me goed en werd alleen ingehaald door profs die aan hun laatste ronde bezig waren, dus de moraal zat goed. In de laatste 10km kreeg ik het even wat moeilijker en voelde ik in de hamstrings dat het lopen hard ging worden. Ik hield mijn tempo aan en kwam uiteindelijk aan met een glucosewaarde van 140 en een stijgende pijl. Met een nominaal wattage van 246 Watt had ik mijn beste 90km ooit gereden.

Toen ik van de fiets afstapte, wist ik dat de halve marathon geen lachertje zou worden. Na de eerste kilometer tempo zoeken, werd het duidelijk dat ik mijn normale ritme niet zou halen. Het was aftasten bij welke snelheid de kramp zou opkomen en ik moest trachten daar net onder blijven. De hartslagen zaten goed, zelfs aan de lage kant, maar het was alsof de spieren geen energie meer hadden.

Het parcours bestond uit 4 rondjes van 5,3 km. Het was intussen warm geworden en er was veel ambiance rond het traject, met muziek, gejuich, gedans en jolijt, op z’n Spaans. Mijn suikers bleven stijgen en bij 160 zette ik al lopend een eenheid insuline in mijn arm. Hierdoor bleef mijn suiker uiteindelijk onder de 176. Na 3 rondjes had ik een serieus mentaal dipje, tot ik voor mij een loper zag met een outfit van een triatlonclub uit West-Vlaanderen. Ik liep hem voorbij en zei: “Komaan, niet opgeven hé!”. Hij lachte en we raakten even aan de praat. Toen ik hem uiteindelijk achter mij liet, was mijn dip over en wist ik dat het goed zou komen. De laatste kilometer zat er zelfs nog een kleine versnelling in en ik kwam over de streep na net 5 uur wedstrijd, uitgeput maar opgelucht en blij.

Uitgeput maar voldaan

Uit deze eerste wedstrijd van het seizoen trek ik alvast enkele lessen voor de volgende races:

  1. Meer eten! 30-40g kh per uur is niet voldoende, ik moet naar 60-80g om beter te kunnen lopen en mijn spieren in vorm te houden. Dit betekent dat ik waarschijnlijk insuline op de fiets zal moeten zetten in de toekomst. Dat wordt tricky, maar het is van moeten.
  2. Meer ektrolyten. Ik kwam aan met een hele zoutlaag op mijn outfit. Dat had ik allemaal uitgezweet, maar ik had eigenlijk alleen maar water gedronken en dit dus niet aangevuld. Dit kan ook de problemen bij het lopen verklaren. In de toekomst zal ik mogelijk met elektrolytenpilletjes moeten werken.
  3. Minder insuline bij het ontbijt. Ik had een hypo voordat ik naar de start moest gaan. Het is beter om iets te hoog te starten dan iets te laag. Ook eerder ontbijten zal nodig zijn om te vermijden dat ik nog circulerende insuline in mijn bloed heb bij het zwemmen. Iets meer koolhydraten voor het zwemmen kan ook een oplossing bieden.

Positief was dat ik duidelijk sterker uit de winter ben gekomen en er nog veel potentieel voor progressie is. Ik kijk alvast uit naar 19 mei voor de halve van Leuven om deze lessen in de praktijk te kunnen brengen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *