Sport en diabetes in de praktijk: een dubbele training fietsen + lopen

Er zijn zo van die dagen dat ik naar het trainingschema van mijn coach kijk en denk: meen je dat nu?

2 februari was zo’n dag. De dag ervoor had ik zware intervallen gelopen en 3,5km gezwommen. Op zondag stond er een rustdag gepland om te recupereren voor lactaattesten maandag. Dit betekende dat er zaterdag zowel een langere fietstraining als een lange looptraining moest worden afgewerkt.

De beste manier om hiermee om te gaan, is gewoon starten. Maar het leek me meteen ook een kans om wat dieper in te gaan op het samenspel van insuline, koolhydraten en sport.

Hierboven heb ik het glucoseverloop van de dag opgenomen. De gegevens vond ik allemaal terug via Dexcom Clarity, de rapportageapplicatie van Dexcom die alle gegevens uit mijn G5 bijhoudt.

Dit is de eerste keer dat ik een glucosegrafiek probeer te bewerken, dus vergeef me het amateurisme 😊. De dikke rode lijnen geven aan wanneer ik aan het sporten was. De eerste lijn is 2u en 15 min fietsen op de binnenfiets. De 2e is een duurloop van 17km in 1u35 buiten.

Ik was ’s ochtends eerst langs de bakker geweest met mijn dochter zodat mijn vrouw wat kon uitslapen, dus de ochtendinsuline min 2 eenheden was pas ingespoten rond 10u. Mijn ontbijt was een sandwich, een pistolet en een halve boterkoek: als je weet dat je meteen erna gaat sporten kan dat ook als diabeet, zeker als je uiteindelijk 2500 calorieën verbrandt!

Om 11u startte ik. De insuline was duidelijk nog actief, want de suiker begon vrij snel verder te dalen. Ik at een energiereep en 4 dextro energy-tabletten na ongeveer 40 min (opwarming) om dit te counteren en trainde verder. De rest van de training bestond uit krachtintervallen op lage cadans afgewisseld met stukjes losfietsen aan hoge cadans, en een cooldown. Dit verliep verder zonder suikerproblemen.

Ik merk meestal dat mijn suiker sterk begint te stijgen meteen na het sporten, en dat was ook nu het geval. Het was intussen al tijd voor de lunch en ik werkte snel 2 pistolets en een sandwich naar binnen en spoot 3 eenheden insuline in. Ik had koolhydraten nodig om te kunnen verder trainen. Daarna de loopschoenen aan, muziek in de oren en buiten de kou en regen in voor een duurloop.

Mijn suiker steeg eerst door tot 220, en dan volgde een zeer scherpe daling naar 136. Ik zag de dubbele pijl omlaag op mijn horloge, en besliste om even halt te houden. Soms is een te scherpe daling namelijk een foutje van de sensor. De daling hield echter aan, dus ik nam 4 dextro’s en at een energy gel voordat ik terug verder liep.

De trend keerde snel en de suiker begon te stijgen, en bleef dit doen tot aan het einde van de training. 15 minuten voor aankomst spoot ik 3 eenheden insuline bij in de hoop de stijging te stoppen en achteraf geen te hoge suiker te krijgen. Dit is een strategie die ik vaak toepas tegen het einde van een training om pieken te vermijden.

De stijging remde even af, maar ik eindigde de loop met 170 en een stijgende pijl, die na de loop een steile pijl werd. Omdat ik ook weer iets moest kunnen eten als recuperatie (wat melk en een broodje), zette ik nog 6 eenheden bij.
Hierna volgde een sterke daling, die uiteindelijk vlak werd net voor de ondergrens. De rest van de dag bleef de suikerspiegel goed.

Een training met fietsen en lopen is een van de moeilijkste qua glucosebeheer, omdat je veel energie verbruikt, de spieren lastig kunnen doen als je niet voldoende eet en de suikerwaarde door de hoge koolhydraatinnames en insulinedosis sterk kan schommelen. Deze keer is het uiteindelijk goed gelopen.

Je zult merken dat ik, in tegenstelling tot wat vaak wordt aanbevolen, mijn suiker niet eerst verhoog tot 180-200 alvorens met een activiteit te starten. Ik deed dit vroeger wel, maar mettertijd heb ik geleerd dat sporten het beste gaat met een suiker die niet te hoog en niet te laag is. Hoge suikers aan het begin van de training werken dehydratatie in de hand, zeker als je 2 sporten aan elkaar koppelt, en een hoge suiker is ook voor niets nodig als je maar op de juiste momenten bij-eet.

Dit zijn enkele basisregels die ik in het algemeen bij trainingen toepas:

  1. Te snelle dalingen en stijgingen (dubbele pijlen op de Dexcom) moeten indien mogelijk worden vermeden en moeten onmiddellijk worden aangepakt (snelwerkende suiker bijnemen of insuline zetten)
  2. Insuline tijdens trainingen maakt glucosebeheer complexer en is dus enkel aan te raden bij langere trainingen om voldoende te kunnen eten. Eten en insuline zijn echter vaste bestanddelen van een training boven de 1u30.
  3. Bij stijgende suikers aan het einde van de training is het aanbevolen om alvast een dosis insuline te spuiten 15 minuten voor het einde van de training om hoge pieken na de training te vermijden. Ik spuit zelfs een kleine dosis bij niet-stijgende suikers, omdat ik uit ervaring weet dat suikers de neiging hebben om te stijgen net na een training.

Naar de toekomst moet ik de volgende zaken vermoedelijk herbekijken en aanpassen:

  1. 35g koolhydraten bij een daling tijdens een training is vermoedelijk te veel. Volgende keer proberen met 25g.
  2. Bij dubbele trainingen moet de tijd tussen de 2 trainingen zo kort mogelijk worden gehouden om een sterke stijging tussendoor te vermijden.
  3. De verlaging van de insulinedosis met 2 eenheden ’s ochtends is te klein. Volgende keer 3 eenheden minder proberen, maar dan riskeer ik een hoge suiker vlak na het ontbijt. Beter is dan vermoedelijk om het sporten te starten meteen na het eten, of om pas te starten als de insuline is uitgewerkt (+2u), maar dat is natuurlijk niet altijd praktisch haalbaar.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *